Ga naar de inhoud

Trijntje van der Molen (1899–1956)

Het leven van Trijntje van der Molen laat zich vooral vertellen aan de hand van haar dochters, de bekende verzetszussen Truus en Freddie Oversteegen. In 1921 trouwde Trijntje met Jacob Wilhelm Oversteegen met wie zijn twee dochters kreeg, Truus (1923) en Freddie (1925). Het gezin woonde op een boot in de toenmalige gemeente Schoten, Haarlem-Noord.

Freddie: “Er is ook nog het verhaal dat vader en moeder in de gevangenis hebben gezeten omdat ze niet wilden stemmen. Dat verhaal heb ik gehoord maar ik was zelf nog een baby. Dat moet in 1925 zijn geweest, het jaar dat ik werd geboren.”

De familie Oversteegen had een anarchistische inslag. Een broer van Jacob, George, is lijsttrekker van de Haarlemse Anti-Stemdwangpartij (ASP) en werd in 1927 verkozen in de Haarlemse gemeenteraad. In 1930 stapt hij over naar de CPH, maar keert de partij na drie jaar alweer de rug toe en sympathiseerde later met het fascisme. 

In 1929 gaan Trijntje en Jacob uit elkaar en de echtscheiding wordt in 1933 formeel gemaakt. Jacob heeft na zijn tweede huwelijk niet meer aan politiek gedaan. Trijntje was al voor de oorlog lid van de CPN.

Freddie: “Mijn moeder bleef nadat mijn vader weg was politiek actief. Ze was toen communiste. Het was een ontzettend lieve vrouw, pikzwart haar en blauwe ogen. Mijn zusje Truus en ik hielden enorm van haar. Ik was zestien en al zwaar in het verzet toen ik nog bij haar op schoot zat. Kun je je dat voorstellen? Hoe mijn moeder rond kwam. Mijn moeder kwám niet rond. Ze moest van twaalf gulden in de week in de winter leven met drie kinderen, want er was ook nog een klein broertje. Eerst woonden we in een klein huisje in de Leidsebuurt, later iets groter in de Nassaulaan. Dat deed ze voor ons, dan hadden we het wat ruimer.”

Armoede

Armoede was troef in de crisisjaren dertig en om het hoofd boven water te houden was Trijntje aangewezen op ‘de steun’ van het Maatschappelijk Hulpbetoon. Er gold een streng regime waarbij regelmatig de woning werd geïnspecteerd om te controleren of het gezin wel ‘arm genoeg’ was. Desondanks werden er thuis ook regelmatig vergaderingen gehouden – illegaal, want vanwege ‘de steun’ was het niet toegestaan mensen (mannen) te ontvangen.

Op een keer werd de steun ingehouden nadat ontdekt was dat er een bijeenkomst was gehouden. Na een tijdje op steun van vrienden en buren te hebben geleefd is Trijntje naar het kantoor van ‘de steun’ getrokken: “Mijn kinderen hebben honger, omdat ik politiek niet in jullie straatje pas. Ik ga hier niet weg voor ik eten en geld heb.” De politie moest eraan te pas komen en het ging er hardhandig aan toe. Uiteindelijk ging Trijntje met een paar voedselbonnen naar huis, maar geen geld.

Duitse vluchtelingen

Ondanks de armoede werden al sinds 1933 in het gezin Duitse vluchtelingen opgevangen. Dit waren politieke vluchtelingen die door de Internationale Rode Hulp illegaal de grens over werden geholpen. In Nederland werden ze op onderduikadressen ongebracht, meestal voor korte tijd, waarna ze verder trokken naar ‘veilige landen’ zoals Engeland en de Verenigde Staten.

Bij ontdekking door de politie liepen zij het gevaar naar Duitsland teruggestuurd te worden. Trijntje leerde haar dochters al vroeg om hier niet vrijuit tegen anderen over te praten.

Freddie: “Er was een vrouw en een zoon van een jaar of zestien. Die man zat in een Duits concentratiekamp. Die vrouw was toen al getekend door verdriet, dat zie ik nog scherp voor me. En er waren ook andere vluchtelingen in huis.”

Na de Duitse inval op 10 mei 1940 werd het huis van Trijntje omsingeld door Nederlandse militairen. Het bleek dat in de buurt het gerucht ging dat er Duitsers in huis waren en dat was bij de politie aangegeven. Men had niet begrepen dat het om Duitse vluchtelingen ging.

Duitse bezetting

Na de bezetting neemt Trijntje contact op met de partij, omdat ze wat wil doen. Truus Menger: “Mijn moeder was een felle vrouw. Die vond dat er gelijk iets gedaan moest worden en ze heeft daarvoor contact opgenomen met de CPN. Ze was lid en hoewel de partij na het uitbreken van de oorlog in de illegaliteit verdwenen was, had ze genoeg contacten om iets daadwerkelijks te doen. Freddie en ik, we waren toch echt niet ouder dan veertien, vijftien jaar, hebben altijd geholpen om Waarheid-krantjes te vervoeren en in de bus te stoppen of affiches op te plakken.”

Met de Februaristaking 1941 komt Rinus Hoebeke bij Trijntje thuis om pamfletten te brengen. Samen met enkele andere vrouwen uit de Leidsebuurt en met kleine Robbie van zeven, het halfbroertje van Truus en Freddie, verspreidt ze de oproep tot staken.

In 1941 richt Frans van der Wiel in Haarlem een ‘MIL-groep’ op, de sabotagegroepen van de CPN. Met toestemming van Trijn vraagt Frans de zusjes Truus en Freddie of ze mee willen doen met een groep. Zij zijn dan 15 en 17 jaar oud.

Waarschijnlijk omdat Trijn in die tijd haar eigen achternaam weer gebruikte – Van der Molen – stond ze niet als communist te boek. Nadat in 1940 of 1941 de Haarlemse communist Johan Vooren uit haar woning wegvluchtte toen ze hem wilden arresteren, is Trijn op aanraden van de partij ondergedoken. Johan werd op 4 december 1942 alsnog opgepakt en is in 1945 omgekomen.

Trijntje van der Molen overleed in 1956. Freddie: “Toen mijn moeder overleed hebben Truus en ik een week erna op de gitaar gespeeld en gezongen. Er was toen iemand die zei: hoe kunnen jullie dat nu doen zo kort na haar heengaan. Toen hebben wij gezegd: ‘Omdat wij weten wat verdriet is.'”

Wij hebben de beste ten grave gedragen
Verscheurd en beschoten, tot bloedens geslagen
Door beulen omringd op ’t schavot en gevang
Maar ’t razen der vijand het maakt ons niet bang

Bronnen:

  • Truus Menger, Toen niet nu niet nooit
  • Ton Kors, Hannie Schaft. Het levensverhaal van een vrouw in verzet tegen de nazi’s
  • Igor Cornelissen, Interview met Freddie Dekker-Oversteegen, in: Vrij Nederland, 19 september 1981
  • Netty Rosenfeld, Interview met Truus Menger-Oversteegen, in: Vrij Nederland, 19 februari 1977

Trijntje van der Molen
Geboren: Haarlem, 7 november 1899.
Overleden: Velsen, 1 juni 1956.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *