De Haarlemse huisschilder Johan Vooren was, net als zijn broer Piet, een van de leidende ondergrondse communisten in Haarlem.
Voor de oorlog was Johan lid van het hoofdbestuur van de Nederlandse Jeugd Federatie (NJF) en de Haarlemse jeugdvereniging “Tempo”, opvolgers van de Communistische Jeugdbond (CJB).
In 1941 vlucht Johan vanuit de achterkant van zijn ouderlijk huis in de Oranjestraat naar de achterkant van het huis van Trijntje van der Molen in de Olycanstraat. Rinus Hoebeke heeft hem daar een paar dagen later opgehaald en vermomd als vrouw naar de familie Cozijn in Lisse gebracht.
Op 4 december 1942 werd Johan alsnog gearresteerd. Tot de ontruiming op 6 september 1944 zit hij in kamp Vught en komt daarna terecht in het Duitse kamp Sachsenhausen. Op 16 oktober komt hij aan in Neuengamme.
Johan is op 3 mei 1945 om het leven gekomen bij de ‘ramp in de Lübeckerbocht’, toen Engelse vliegtuigen de schepen Cap Arcona en Thielbek bombardeerden. Van de 7.800 gevangenen aan boord van de schepen verloren op 400 na allen het leven, waaronder 270 Nederlanders.
Bronnen:
- Vriendenkring Neuengamme
- Archief CPN
- Oorlogsgravenstichting
- S.P. Geertsema, De ramp in de Lübecker Bocht. Nederlanders bij het einde van Neuengamme (uitgeverij Boom 2011, isbn 9789461052728)
Ik ben de zoon van Trijntje van der Molen en broer van Truus en Freddie.
De vlucht van Johan Vooren was in 1941, dus niet in 1940, vanuit de achterkant van zijn ouderlijk huis in de Oranjestraat naar de achterkant van ons huis in de Olycanstraat. Rinus Hoebeke heeft hem een paar dagen later opgehaald en vermomd als vrouw naar de familie.Cozijn in Lisse gebracht.
Trijntje en haar kinderen doken op 4 december 1941 onder na een waarschuwing van een politieman